Dit spel werd in 1907 in La Ciotat, een plaatsje in de Provence in het zuiden van Frankrijk, uitgevonden en is verreweg het populairste balspel van Frankrijk en misschien zelfs wel van de hele wereld. Het is een variant op een balspel dat teruggaat tot de Grieken.
Het spel is een combinatie van behendigheid en strategie, maar het is heel eenvoudig en hartstikke leuk. Petanque is een vorm van Boules met het doel om holle metalen ballen zo dicht mogelijk bij het kleine houten balletje “Cochonnet” te gooien terwijl men met beide voeten in een cirkel op de grond staat. De naam “petanque” komt van pétanca uit het Provençaalse dialect Occitaans en is afgeleid van de uitdrukking pés tancats, wat ‘verankerde voeten’ betekent. De huidige vorm van petanque wordt door ca. 17 miljoen mensen in Frankrijk gespeeld, met name tijdens de zomervakantie.
Wat heb je nodig om petanque te spelen:
- Vorm twee teams. Twee tegen twee (ieder 3 ballen, doublette) of drie tegen drie (ieder 2 ballen, triplette). Men kan zelfs één tegen één spelen (ieder 3 ballen, tête-à-tête).
- Teken een cirkel op de grond van 30 tot 50 centimeter in diameter (startpunt van het spel).
Hoe ga je een potje petanque beginnen :
Om een potje petanque te beginnen, tekent één van de spelers, bepaald door loting, een cirkel op de grond en gaat in de cirkel staan. Van daaruit gooit deze speler de “cochonnet” of “but” genaamd, het kleine balletje. Dit balletje moet goed zichtbaar zijn en zich op een afstand van 6 tot 10 meter van de cirkel bevinden.
De speler die de “Cochonnet” gegooid heeft, gooit ook de eerste metalen bal, “Boule”, en wel zo dicht mogelijk bij de “but” (doel = houten balletje = Cochonnet). Vervolgens probeert de andere partij dichter bij het “doel” te komen door een bal te gooien, ofwel “Pointer“. Dit kan ook door het balletje weg te schieten of de bal van de vorige speler te raken, “Tirer” genoemd.
Het team wiens bal het dichtst bij het houten balletje is, zal het punt winnen. Het andere team moet dan hun ballen spelen om het voordeel terug te winnen. En zo afwisselend verder. Wanneer een team geen ballen meer in de hand heeft, moet het andere team hun resterende ballen spelen.
Zodra alle ballen zijn gegooid, moet je de punten tellen. Het winnende team scoort één punt voor elke beter geplaatste bal (dichter bij het houten balletje) dan de beste bal van het andere team.
Het team dat één of meerdere punten scoort, pakt het houten balletje, de “Cochonnet” en gooit opnieuw om een nieuwe ronde, “mène”, te spelen vanaf de plaats waar het houten balletje lag. Een petanque-spel eindigt bij 13 gewonnen punten.
Zorg ervoor dat je niet “Fanny” wordt! Wanneer een team “Fanny” is, heeft het geen punten gescoord en daardoor het spel schandelijk verloren met 13 tegen 0. Oorspronkelijk was de vernedering voor een team dat geen punt scoorde “Fanny te kussen”. Dat wilde zeggen, de billen van “Fanny” kussen (niet letterlijk meer maar vertegenwoordigd door een schilderij of beeldje). Tegenwoordig moet een “Fanny” team een rondje geven.
De winnaar van een potje petanque:
Het team dat als eerste 13 punten heeft gescoord.